vreemdeling
- Geluid: vreemdeling (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvremdəˌlɪŋ / (3 lettergrepen)
- vreem·de·ling
- leenvertaling van Duits Fremdling, afgeleid van vreemd met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e-, in de betekenis van ‘onbekende’ aangetroffen vanaf 1525 [1] [2] [3]
- A
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vreemdeling | vreemdelingen |
verkleinwoord | vreemdelingetje | vreemdelingetjes |
de vreemdeling m
- iemand die afkomstig is uit een ander gebied of land dan dat waar hij verblijft
- De vreemdeling verbleef in een asielzoekerscentrum.
- (figuurlijk) iemand die nog niet zoveel van een onderwerp weet of op een bepaald gebied nog onbekend is
- Als vreemdeling in het bankwezen moest hij erg wennen aan alle afkortingen.
- [1] autochtoon
- [1] allochtoon
- [1] expat
|
- een vreemdeling in Jeruzalemergens niet bekend zijnd met de gang van zaken of zich daar niet thuis voelend
1. iemand die afkomstig is uit een ander gebied of land dan dat waar hij verblijft
- Het woord vreemdeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vreemdeling" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ vreemdeling op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "vreemdeling" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be