• vreem·de
  • zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord: vreemd
enkelvoud meervoud
naamwoord vreemde vreemden
verkleinwoord

de vreemdev / m

  1. m iemand die niet bekend is, een onbekende
    • Er zat een vreemde op zijn plek. 
     Vreemden zijn vrienden die ik nog niet heb ontmoet.[1]
  2. o: (het) vreemde (land) in datief:
    • In den vreemde. - in het buitenland. 
  3. o: iets dat verbazing opwekt
    • Het vreemde is dat hij daar nooit iets van gezegd heeft. 

vreemde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vreemd
     Na een lange dag was er niks fijner dan Coppertone onverwachts tegen te komen en van zijn vreemde combinatie te genieten.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be