vreemde
- vreem·de
- zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord: vreemd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vreemde | vreemden |
verkleinwoord |
- m iemand die niet bekend is, een onbekende
- Er zat een vreemde op zijn plek.
- ▸ Vreemden zijn vrienden die ik nog niet heb ontmoet.[1]
- o: (het) vreemde (land) in datief:
- In den vreemde. - in het buitenland.
- o: iets dat verbazing opwekt
- Het vreemde is dat hij daar nooit iets van gezegd heeft.
1. iemand die niet bekend is
vreemde
- verbogen vorm van de stellende trap van vreemd
- ▸ Na een lange dag was er niks fijner dan Coppertone onverwachts tegen te komen en van zijn vreemde combinatie te genieten.[1]
- Het woord vreemde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vreemde" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ 1,0 1,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be