• IPA: /xaːpaviː/
  • chá·pa·vý
  • Afgeleid van het werkwoord chápat met het achtervoegsel -avý

chápavý

  1. (over personen) waarnemend, scherp, perceptief; snel verschijnselen of verbanden begrijpend
  2. sympathiek, medelijdend; het handelen of gevoelens van anderen begrijpend
  3. (biologie) (over organen) aangepast / ontwikkeld om mee te grijpen


  1. bystrý, vnímavý
  2. soucitný, účastný
  1. nechápavý
  2. bezcitný