• waar·ne·mend
vervoeging van: waarnemen
verbogen vorm: waarnemende

waarnemend

  1. onvoltooid deelwoord van waarnemen
stellend
onverbogen waarnemend
verbogen waarnemende
partitief waarnemends

waarnemend [1] [2]

  1. van iemand dat hij een functie tijdelijk uitoefent totdat deze functie weer vervult is
    • Er lijkt binnen afzienbare tijd een einde te komen aan de huisartsenperikelen in Enschede Noord. De patiënten in dit stadsdeel moeten het al geruime tijd doen met waarnemende huisartsen. Van de vijf dokters die nu hun praktijk uitoefenen in het Gezondheidscentrum Noord aan de Zaanstraat, zijn er vier waarnemer. [3] 
  2. nog niet officieel lid zijn van een organisatie of club
    • Bovendien is er nog een belangrijke troostprijs. De Palestijnse president kan aan de Algemene Vergadering vragen om de status van waarnemende staat. Daar is een tweederde meerheid voor nodig, en die krijgt hij waarschijnlijk wel bij elkaar. [4] 
    • Die erkenning is politiek omstreden, omdat de officiële status van de Westelijke Jordaanoever, Gaza en Oost-Jeruzalem nog bepaald moet worden. De Verenigde Naties namen daar in november 2012 al een voorsprong op, toen zij het Palestijnse gebied niet langer als 'een waarnemende entiteit' maar als 'waarnemersstaat' bestempelden. Op die manier is het vergelijkbaar met het Vaticaan. De Verenigde Staten en Israël waren uiterst ontevreden met dat besluit. [5]