• tij·de·lijk
  • Afgeleid van tijd met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tijdelijk tijdelijker tijdelijkst
verbogen tijdelijke tijdelijkere tijdelijkste
partitief tijdelijks tijdelijkers -

tijdelijk

  1. voor een beperkte tijd, niet permanent
    • Gelieve ons te verontschuldigen voor de tijdelijke hinder. 
     Wanneer passagiers zonder koffer huiswaarts keren, wordt die bagage zo snel mogelijk nagestuurd. "Maar er komen ook weer nieuwe bij", legt de woordvoerder uit. Er zijn altijd wel wat koffers die tijdelijk op de luchthaven achterblijven. "Maar nu zijn het er wel veel, meer dan ons lief is.[1]

tijdelijk

  1. voor een beperkte tijd, niet permanent
     Net als de mogelijkheid om tijdelijk afstand te nemen van de constante druk in Amsterdam en even helemaal te doen waar ik zelf zin in had.[2]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron “Na de reizigers hopen nu de koffers zich op op Schiphol” (29 juni 2022), NU.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be