bizon
- bi·zon
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bizon | bizons |
verkleinwoord | bizonnetje | bizonnetjes |
de bizon m
- (evenhoevigen) Noord-Amerikaans zoogdier, Bison bison , uit de familie van de holhoornigen (Bovidae )
De wetenschappelijke naam van de soort werd als Bos bison in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. De wisent of "Europese bizon" is een nauw verwante soort.- Omstreeks 1830 zwierven er waarschijnlijk 40 tot 60 miljoen bizons door de uitgestrektheid van Noord-Amerika. Toen begon de grote slachtpartij. Een tactiek van het leger van de VS in de strijd tegen opstandige indianen. Jagers die bizons afschoten verdienden niet alleen geld met het vlees, maar werden bovendien beloond met premies. In 1898 waren er minder dan 1.000 van deze dieren over. [2]
1. Noord-Amerikaans zoogdier, Bison bison
- Het woord bizon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bizon" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bizon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.travelnature.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /bɪzɔn/
- bi·zon
- Afgeleid van het Engelse bison
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
nominatief | bizon | bizoni / bizonové | |
genitief | bizona | bizonů | |
datief | korte vorm | bizonu | bizonům |
lange vorm | bizonovi | ||
accusatief | bizona | bizony | |
vocatief | bizone | bizoni / bizonové | |
locatief | korte vorm | bizonu | bizonech |
lange vorm | bizonovi | ||
instrumentalis | bizonem | bizony |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.