1. Een wisent, (Bison bonasus).
  • wi·sent
enkelvoud meervoud
naamwoord wisent wisenten
verkleinwoord wisentje wisentjes

de wisentm

  1. (evenhoevigen) bepaald soort zooɡdier, Bison bonasus  , aan het eind van de 15e eeuw al zo zeldzaam geworden dat er maatregelen genomen moesten worden in de vorm van jachtrestricties; door fokprogramma's, opgezet in het begin van de 20e eeuw voor uitsterven behoed: er zijn vrijlevende populaties in Polen, Wit-Rusland, Oekraïne, Rusland, Litouwen, Slowakije, Duitsland en Roemenië, maar het blijft een kwetsbare soort
    • In natuurgebied de Maashorst, nabij Uden, zijn begin mei en begin juni vijf wisentkalfjes geboren. Het zijn de eerste wisenten die geboren zijn in dit Brabantse natuurgebied. De wisenten werden in maart 2016 uitgezet. Met de kalfjes erbij zijn er nu vijftien wisenten.[4] 
    • De wisent (een soort buffel), de zeearend en de wilde kat zijn er al. En met de vondst van een aangereden wolf lijkt het erop dat Nederland na anderhalve eeuw ook definitief weer wolven heeft. Maar daar blijft de bijzondere verzameling wilde dieren in Nederland niet bij, want vanuit Duitsland en Frankrijk rukken ook de jakhals en de lynx in rap tempo op.[5] 
55 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[6]