begeerte/hebzucht als een van de hoofdzondes
  • be·geer·te
enkelvoud meervoud
naamwoord begeerte begeerten
begeertes
verkleinwoord - -

de begeertev

  1. sterk verlangen naar iets, hebzucht
    • De reclame voor de nieuwe auto wekte een grote begeerte bij hem op. 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]