libido
- li·bi·do
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘geslachtsdrift’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1915 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | libido | libido's |
verkleinwoord | libidootje | libidootjes |
het libido o
- (medisch) (seksualiteit) geslachtsdrift
- Er wordt gezegd dat eieren het libido verhogen.
- (psychologie) In de jungiaanse psychoanalyse is libido geen fysische maar psychische energie
- Het woord libido staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "libido" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "libido" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be