Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bam·boe·scheut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bamboescheut bamboescheuten
verkleinwoord bamboescheutje bamboescheutjes

Zelfstandig naamwoord

de bamboescheutm

  1. uitloper van een bamboestengel, wordt vooral in de Aziatische keuken gebruikt
    (wikidata: bamboescheut  )
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid