atoom
- atoom
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kleinste deeltje’ voor het eerst aangetroffen in 1826 [1]
- met het voorvoegsel a- en met het achtervoegsel -toom [2]
- uit het Grieks: a-tomos (a= niet en tomos= deel), dus: niet verder deelbaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | atoom | atomen |
verkleinwoord | atoompje | atoompjes |
- (natuurkunde), (scheikunde) (wiskunde) het kleinste deel van een element dat nog dezelfde eigenschappen van dat element bezit
- Het waterstofatoom is het kleinste atoom dat er bestaat.
|
1.
- Het woord atoom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "atoom" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "atoom" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ atoom op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be