• ato·misch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen atomisch atomischer
verbogen atomische atomischere
partitief atomisch atomischers -

atomisch [1]

  1. het atoom betreffende
    • De nanotechnologie, die het eerst gedefinieerd werd door technicus en wetenschapper K. Eric Drexler, in de jaren ’80 en ’90, gebruikt gereedschappen die opereren op de nanoschaal. Een nanometer is een miljardste van een meter. De DNA-molecuul is 2,3 nanometer. Nanotechnologie houdt zich dus bezig met het manipuleren van materie op atomisch of moleculair niveau. [2] 
    • Ja, bij de voetbal zien we elkaar nog, in de kerk, en in het ziekenhuis, maar verder bewegen groepen in onze samenleving te veel langs elkaar heen, en te weinig echt samen. Als atomische eenheden die wel botsen, maar niet samenkomen. [3] 
    • Net als Maxwells vergelijkingen van elektriciteit en magnetisme het bestaan van elektromagnetische golven voorspelde, zoals licht, voorspelde Einsteins algemene relativiteitstheorie het bestaan van zwaartekrachtsgolven – die rimpels in de structuur van ruimte-tijd zijn. Maar zelfs al vierde Einsteins theorie in 2015 zijn 100-jarig bestaan, hebben we die golven nog niet gezien. Dit is voornamelijk omdat ze zo klein zijn: de Laser Interferometer Gravitational-Wave Observatory (LIGO) zoekt naar deze golven die verschuivingen van 10.000 keer kleiner dan een proton (die de atomische kern samenbrengt met de neutronen) veroorzaakt over een afstand van vier kilometer. [4] 
86 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]