• atoom·proef
enkelvoud meervoud
naamwoord atoomproef atoomproeven
verkleinwoord

de atoomproefv / m

  1. een ontploffing van een atoombom als test (en als demonstratie)
     En, voegden ze er droog aan toe, ook als het archief van het gezelschap zich uit had gestrekt tot 1660 vonden ze het onwaarschijnlijk dat iemand voor 1948 wetenschappelijke redenen had gehad om over de neerslag van Sovjet-Russische atoomproeven te spreken, aangezien de eerste bekende atoomproef van de Sovjet-Unie plaatsvond in augustus 1949.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535