• [1] Amerikaanse variant van arse, voor het eerst aangetroffen in 1860. [1]
  • [2][3] Ontwikkeld uit Middelengels asse, Oudengels assa, uiteindelijk uit Latijn asinus ezel. [2]
  • Het werkwoord is afgeleid van het zelfstandig naamwoord ass [2]. [3]
enkelvoud meervoud
ass asses

ass

  1. (anatomie) kont, reet
  2. (onevenhoevigen) ezel, Equus asinus  
  3. (figuurlijk) (scheldwoord) domoor, dwaas, stommeling

ass

  1.   Weblink bron ass2 in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com
  2.   Weblink bron ass1 in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com
  3.   Weblink bron ass in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com


ass

  1. is
    «Eng see ass en Handwierksgeschir.»
    Een zaag is een gereedschap.


  • ass

ass

  1. dat, wat
    «Mer welle net vergesse, was die Bauere am duh sinn fer uns all, so ass mer net hungerich ins Bett geh misse.»
    Laten we niet vergeten wat de boeren doen voor ons allemaal, zodat we hoeven niet met honger naar bed.
  • so ass
zodat

ass

  1. die, m / v / mv
    «Die Pennsilfaanisch Deitsch Schprooch iss en Schprooch, ass gschwetzt watt bei verleicht 300,000 Leit in die USA un in Kanadaa. »
    De Pennsylvania-Duitse taal is een taal die wordt gesproken door misschien wel 300.000 mensen in de Verenigde Staten en in Canada.
  2. dat, o