aanwezig
- aan·we·zig
- In de betekenis van ‘voorhanden’ voor het eerst aangetroffen in 1561 [1]
- Samenstellende afleiding van aan en de stam van wezen met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aanwezig | aanweziger | aanwezigst |
verbogen | aanwezige | aanwezigere | aanwezigste |
partitief | aanwezigs | aanwezigers | - |
aanwezig
- tegenwoordig zijn, er zijn (van mensen)
- Het aanwezige publiek was dolenthousiast.
- ▸ Het was dus maar zeer de vraag of het iets had uitgemaakt als hijzelf aanwezig had kunnen zijn bij de laatste fase van het storten, toen het ongeluk plaatsvond.[2]
- ter beschikking zijn, voorhanden zijn (van dingen)
- Alle vormen van speelplezier zijn aanwezig.
- ▸ Je ziet ook hoe het leven langzaam uit de Route is weggetrokken. De romantiek van het verval is overvloedig aanwezig. Verlaten, met gras en onkruid overwoekerde tankstations.[3]
1.
- Het woord aanwezig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanwezig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "aanwezig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be