demoniem
inwoner Romein
vrouwelijke inwoner Romeinse
bijvoeglijk Romeins
  • Ro·me
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Rome Romes -
verkleinwoord - - -

Rome o

  1. (toponiem) de hoofdstad van Italië
    • Rome is de grootste stad van Italië. 
    • Rome ligt aan de rivier de Tiber. 
    • De Boeing 767 van Ethiopian Airlines was deze nacht rond half een opgestegen in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba en vloog naar Rome.[1] 
  • Alle wegen leiden naar Rome
Elke aanpak levert hetzelfde resultaat op
  • Zo oud als de weg naar Rome
Heel oud
  • Hij is in Rome geweest, maar heeft de paus gemist
Hij heeft het belangrijkste gemist of laten schieten
  • Rome is niet in/op één dag gebouwd
Men moet geduld hebben voordat iets af is
  1. COPILOOT KAAPT VLIEGTUIG, VTM Nieuws, 17 februari 2014


demoniem
inwoner Roman
bijvoeglijk Roman

Rome

  1. (toponiem) Rome


Rome v

  1. (toponiem) Rome


Rome v

  1. (toponiem) Rome
  • Tout c'mîn mène à Rome
Alle wegen leiden naar Rome