zemelen
- ze·me·len
- [A] in de betekenis van ‘zeuren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1633 [1] [2] [3]
- [B] zn: zemel zn met de uitgang -en; ww zemel zn met het achtervoegsel -en [4] [5]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zemelen |
zemelde |
gezemeld |
zwak -d | volledig | [A] |
[A] zemelen
- inergatief zeuren, langdurig doorpraten over iets dat van weinig belang is
- Er werd eindeloos gezemeld en gezeverd.
de [B] zemelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zemel
- alleen meervoud (voeding) ingrediënt dat bestaat uit met de zaadhuiden vergroeide vruchtwanden en kiemen, die overblijven bij het tot meel malen van graankorrels
- Het nuttigen van zemelen is erg gezond omdat ze veel vezels bevatten.
- ▸ Ik gebruik nu vooral zemelen tegen constipatie.[6]
- [2] garnalenzemelen
- [2] haverzemelen
- [2] roggezemelen
- [2] rijstzemelen
- [2] zemelenuitslag
- [1] zemels
B 1. ingrediënt dat bestaat uit met de zaadhuiden vergroeide vruchtwanden en kiemen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zemelen |
zemelde |
gezemeld |
zwak -d | volledig | [B] |
[B] zemelen
- ergatief de vulling met hulsjes van graankorrels geleidelijk verliezen
- ▸ ⧖ Pop werd weer helder; ze zette groote oogen op en gaapte een paar maal achter de rokjes van Georgette; toen liet ze zich van haar stoel glijden, trok Daisy-bell met haar zieke lichaam en haar eene oog uit de muziekmand en danste met haar beide lievelingen de kamer rond.
‘Laat Daisy-bell liggen, die zemelt zoo,’ vermaande Jet, van een paar maten rust gebruikmakende.
Pop keek een beetje ontsteld naar de zemels op het kleed, zette Daisy-bell op een stoel, en vatte het edelmoedige besluit op, haar aan Loulou te geven ‘om te houden’.[7]
- ▸ ⧖ Pop werd weer helder; ze zette groote oogen op en gaapte een paar maal achter de rokjes van Georgette; toen liet ze zich van haar stoel glijden, trok Daisy-bell met haar zieke lichaam en haar eene oog uit de muziekmand en danste met haar beide lievelingen de kamer rond.
- ergatief (figuurlijk) in fijne deeltjes omlaag dwarrelen
- Het woord zemelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zemelen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ zemelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "zemelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Mark Brueren“Zemelen bij verstopping” (februari 2014) op consumentenbond.nl
- ↑ Weblink bron Tine van Berken“De Berewoudjes.” (1915), H.J.W. Becht, Amsterdam, p. 314 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be