• wan·de·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord wandeling wandelingen
verkleinwoord wandelingetje wandelingetjes

de wandelingv

  1. het lopend afleggen van een bepaalde afstand
    • Een jonge poolvos heeft Noorse onderzoekers versteld doen staan met een zeer lange én snelle wandeling. Het dier liep - over land, gletsjers en zee-ijs - van Noorwegen naar Canada en legde de in totaal 3.506 kilometer af in 76 dagen. ,,We konden onze ogen niet geloven.” [1] 
     Gelukkig had mijn vrouw daar geen probleem mee omdat ze zelf kort ervoor een lange wandeling naar Santiago de Compostela had gemaakt.[2]
  2. (verouderd), (regionaal) conversatie, gesprek (alleen nog in de uitdrukking in de wandeling[3])

[1]

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. Tubantia Kees Graafland 02-07-19 Poolvos doet het onmogelijke: loopt in recordtijd van Noorwegen naar Canada
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. De twee beteekenissen van kuieren, J. van Ginneken, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 46 (1927), p. 188
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be