voetballen
- Geluid: voetballen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvudbɑlə(n) / (3 lettergrepen)
- voet·bal·len
- Afgeleid van voetbal met het achtervoegsel -en of
- samenstelling van voet en ballen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voetballen |
voetbalde |
gevoetbald |
zwak -d | volledig |
voetballen
- inergatief, (voetbal) een balspel waarbij de bal alleen met de voet en het hoofd, maar niet met de hand gespeeld mag worden
- Zij gaan elke middag voetballen op het veldje op de hoek.
- ▸ Met mijn zoon ging ik vaak wildkamperen in een weiland en koken op een houtvuurtje. Een middagje poolen in de stad of voetballen was vaste prik.[1]
|
1. een spel met een voetbal spelen
|
de voetballen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord voetbal
- Het woord voetballen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voetballen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
voetballen