voetballer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: voetballer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- voet·bal·ler
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van voetballen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voetballer | voetballers |
verkleinwoord | voetballertje | voetballertjes |
Zelfstandig naamwoord
voetballer m
- (beroep) (voetbal) een persoon die de sport voetbal beoefent
- De voetballer kreeg veel aandacht van het publiek.
Hyponiemen
- amateurvoetballer, beroepsvoetballer, profvoetballer, stervoetballer, topvoetballer, middenvelder, linkshalf, rechtshalf, centrumspits, keeper, verdediger, aanvaller, pingelaar, back
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een persoon die de sport voetbal beoefent
Gangbaarheid
- Het woord voetballer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "voetballer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be