voetbalseizoen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  voetbalseizoen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• voet·bal·sei·zoen

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  voetbal zn  en  seizoen zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	voetbalseizoen	voetbalseizoenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het voetbalseizoen o

1. (voetbal) deel van het jaar waarin men de voetbalcompetitie speelt

   • Ook dit voetbalseizoen is Heracles geen landskampioen geworden. 

   ▸ Door de coronacrisis verloopt het voetbalseizoen anders dan normaal. De Franse Ligue 1 werd bijvoorbeeld gestaakt, terwijl onder andere de Engelse Premier League, de Italiaanse Serie A, de Spaanse La Liga en de Duitse Bundesliga nog wel zijn of worden afgemaakt.

   ▸ Toch is het vooral Atalanta dat in dit vreemde voetbalseizoen furore maakt. Wat is het geheim van de kleine club uit Lombardije?

Gangbaarheid

• Het woord voetbalseizoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.