Nederlands

 
1. Het voetbalstadion van FC Twente  .
Uitspraak
Woordafbreking
  • voet·bal·sta·di·on
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voetbalstadion voetbalstadions
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het voetbalstadiono

  1. gebouw met tribunes die een voetbalveld omgeven
     Een zakmesje mag in de meeste gevallen wel, schrijft de politie op haar website. 'Maar niet als je bijvoorbeeld in de kroeg, of in een voetbalstadion bent.’ Sommige types messen, zoals stiletto’s, valmessen en vlindermessen, zijn wel verboden.[2]
     Een uur eerder de kroeg uit is te idioot voor woorden, dat maakt het verschil niet. Net als denken dat men in voetbalstadions fluistert. Den Haag heeft geen praktisch verstand. Het gevolg is dat we in oktober weer in lockdown moeten, nog meer bedrijven failliet, mensen zonder baan en armoede.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Sander van Mersbergen
    “Oproep burgemeester aan winkels: ‘Verkoop geen messen aan kinderen’” (13-09-2020), Tubantia
  3.   Weblink bron “’Straks weer een lockdown’” (23/9/2020), De Telegraaf