voetbalde
- voet·bal·de
vervoeging van |
---|
voetballen |
voetbalde
- enkelvoud verleden tijd van voetballen
- Ik voetbalde.
- Jij voetbalde.
- Hij, zij, het voetbalde.
- Ik voetbalde.
- Het woord voetbalde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.