violoncello

Niet te verwarren met: Violoncello

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  violoncello    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• vio·lon·cel·lo

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	violoncello	violoncelli violoncello's
verkleinwoord	violoncellootje	violoncellootjes

Zelfstandig naamwoord

de violoncello m

1. (muziekinstrument) een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden

   • Een violoncello is ongeveer 120 cm lang. 

Synoniemen

• cello

Vertalingen

    1. een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden   

Afrikaans: tjello (af) Alemannisch: Cello, Violoncello Beiers: Cello (bar), Stehgeign (bar), Violoncello (bar) Duits: Cello (de), Violoncello (de) Engels: violoncello (en) Frans: violoncelle (fr) Fries: sello (fy), violonsel (fy), violonsello (fy) Italiaans: violoncello (it) Jiddisch: טשעלא (yi) m, טשעלאָ (yi) m

Kasjoebisch: wiolonczela (csb) v Luxemburgs: Cello (lb), Violoncello (lb) Nedersaksisch: cello (nds), Cello (nds), violoncello (nds), Violoncello (nds) Pools: wiolonczela (pl) Saterfries: Cello (stq), Violoncello (stq) Slowaaks: čelo (sk) o, violončelo (sk) o Spaans: violoncelo (es) Tsjechisch: cello (cs) o, čelo (cs) o, violoncello (cs) o, violončelo (cs) o West-Vlaams: cello (vls), violoncello (vls)

Gangbaarheid

• Het woord 'violoncello' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Zelfstandig naamwoord

violoncello

1. (muziekinstrument) violoncello

Italiaans

Zelfstandig naamwoord

violoncello

1. (muziekinstrument) violoncello

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

violoncello

1. (muziekinstrument) cello, violoncello; een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden

Schrijfwijzen

• Violoncello

Synoniemen

• cello
• Cello

Meer informatie

• Violoncello
• Cello

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /vijɔlɔntʃɛlɔ/

Woordafbreking

• vio·lon·ce·l·lo

Zelfstandig naamwoord

violoncello o

1. (muziekinstrument) cello, violoncello; een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	violoncello	violoncella
genitief	violoncella	violoncell
datief	violoncellu	violoncellům
accusatief	violoncello	violoncella
vocatief	violoncello	violoncella
locatief	violoncellu	violoncellech
instrumentalis	violoncellem	violoncelly

Schrijfwijzen

• violončelo o

Synoniemen

• cello o
• čelo o

Hyperoniemen

• hudební nástroj monbezield
• nástroj monbezield

Afgeleide begrippen

• violoncellista mbezield
• violoncellový

Verwante begrippen

• ponticello o
• violoncellistka v

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)

Twents

Zelfstandig naamwoord

violoncello

1. (muziekinstrument) cello, violoncello; een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden

Synoniemen

• cello

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

West-Vlaams

Zelfstandig naamwoord

violoncello

1. (muziekinstrument) cello, violoncello; een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden

Synoniemen

• cello

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.