vinden/vervoeging

Nederlands


  1. Bij de sterke werkwoorden wordt de onvoltooid verleden tijd van de tweede persoon bij ge of gij zowel in het enkelvoud als in het meervoud gevormd door toevoeging van -t aan de verledentijdsvorm. [1]

Middelnederlands

Opm.: Bovenstaande is een geïdealiseerd beeld van de vervoeging. Er bestond grote variabiliteit in spelling en in vormen tussen de verschillende dialecten.