• vin·de
vervoeging van
vinden

vinde

  1. aanvoegende wijs van vinden


  • vin·de

vinde, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van vind

vinde, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van vind

vinde, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van vind