• vind
vervoeging van
vinden

vind

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vinden
    • Ik vind. 
  2. gebiedende wijs van vinden
    • Vind! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vinden
    • Vind je? 
     In de natuur vind ik rust en vrede om na te denken en te bidden.[1]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  


Naar frequentie 3033

vind, g

  1. (meteorologie) wind


  • vind
Naar frequentie 3924
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vind     vinden     vinder     vindene  
genitief   vinds     vindens     vinders     vindenes  

vind, m

  1. (meteorologie) wind


  • vind
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vind     vinden     vindar     vindane  

vind, m

  1. (meteorologie) wind


  • vind
vinds enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     vind     vinden     vindar     vindarna  
  genitief     vinds     vindens     vindars     vindarnas  

vind, g

  1. (meteorologie) wind