vinder
- vin·der
- Naamwoord van handeling van vinden met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vinder | vinders |
verkleinwoord | - | - |
de vinder m
- iemand die iets vindt
- De vinder van de portemonnee bracht deze netjes naar het politiebureau.
- Het woord vinder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vinder" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ vinder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- vin·der
Naar frequentie | 633 |
---|
vinder
- tegenwoordige tijd van vinde
vinder, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van vinde
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | vinder | vinderen | vindere | vinderne |
genitief | vinders | vinderens | vinderes | vindernes |
vinder
- winnaar (mannelijke vorm)
- «Søndag aften udråbte Tyrkiets premierminister Recep Tayyip Erdogan sit eget partiet AKP som vinder af landets lokalvalg.»
- Op zondagavond riep de Turkse premier Recep Tayyip Erdogan zijn eigen partij AKP uit als de winnaar van de lokale verkiezingen in het land.
- «Søndag aften udråbte Tyrkiets premierminister Recep Tayyip Erdogan sit eget partiet AKP som vinder af landets lokalvalg.»
- winnares (vrouwelijke vorm)
- vinder in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- vin·der
Naar frequentie | 3457 |
---|
vinder
- tegenwoordige tijd van vinde
vinder, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van vind
vinder, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van vinde
- vin·der
vinder
vinder, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van vinde
- ↑ Taalhervorming 2012:
Ny rettskriving for 2000-talet (in het Nynorsk)
3.4.4 Presens på [-er] av sterke verb