• vond
vervoeging van
vinden

vond

  1. enkelvoud verleden tijd van vinden
    • Ik vond. 
    • Jij vond. 
    • Hij, zij, het vond. 
     Een halfjaar weg van mijn gezin vond men wel erg lang.[1]
  • vond plaats
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be