vindt
- Geluid: vindt (hulp, bestand)
- IPA: / vɪnt / (1 lettergreep)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /vɪnt/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /vɪnt/
- vindt
vervoeging van |
---|
vinden |
vindt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vinden
- Jij vindt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vinden
- Hij vindt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vinden
- Vindt!
- ▸ ‘Wat vindt je vrouw ervan dat je zo lang weg bent?’ Deze vraag werd mij veelvuldig gesteld, zowel van tevoren als bij terugkomst. Op zich een logische vraag.[1]
- Het woord vindt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- vindt
vindt, o
- onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van vind