vierhonderdnegenentachtig

       
0 4 8 9
vierhonderdnegenentachtig,
op een abacus
  • vier·hon·derd·ne·gen·en·tach·tig

vierhonderdnegenentachtig

  1. "489", het getal tussen vierhonderdachtentachtig en vierhonderdnegentig, vierhonderd plus negenentachtig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierhonderdnegenentachtig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vierhonderdnegenentachtig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierhonderdnegenentachtig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vierhonderdnegenentachtig vierhonderdnegenentachtigs
verkleinwoord vierhonderdnegenentachtigje vierhonderdnegenentachtigjes

de vierhonderdnegenentachtigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 489 is aangeduid
    • Als jij vierhonderdnegenentachtig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vierhonderdnegenentachtigmv

  1. groep van 489 eenheden
    • Die vierhonderdnegenentachtig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.