tweehonderdvijfenvijftig

Nederlands

       
0 2 5 5
tweehonderdvijfenvijftig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·hon·derd·vijf·en·vijf·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tweehonderdvijfenvijftig

  1. "255", het getal tussen tweehonderdvierenvijftig en tweehonderdzesenvijftig, tweehonderd plus vijfenvijftig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdvijfenvijftig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdvijfenvijftig van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdvijfenvijftig" ht als linkerdeel

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdvijfenvijftig tweehonderdvijfenvijftigs
verkleinwoord tweehonderdvijfenvijftigje tweehonderdvijfenvijftigjes

Zelfstandig naamwoord

de tweehonderdvijfenvijftigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 255 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdvijfenvijftig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

tweehonderdvijfenvijftig mv

  1. groep van 255 eenheden
    • Die tweehonderdvijfenvijftig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid