tweehonderdvierenvijftig

       
0 2 5 4
tweehonderdvierenvijftig,
op een abacus
  • twee·hon·derd·vier·en·vijf·tig

tweehonderdvierenvijftig

  1. "254", het getal tussen tweehonderddrieënvijftig en tweehonderdvijfenvijftig, tweehonderd plus vierenvijftig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdvierenvijftig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdvierenvijftig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdvierenvijftig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdvierenvijftig tweehonderdvierenvijftigs
verkleinwoord tweehonderdvierenvijftigje tweehonderdvierenvijftigjes

de tweehonderdvierenvijftigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 254 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdvierenvijftig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de tweehonderdvierenvijftigmv

  1. groep van 254 eenheden
    • Die tweehonderdvierenvijftig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.