tweehonderdtachtig
0 | 2 | 8 | 0 |
tweehonderdtachtig,
op een abacus
op een abacus
- Geluid: tweehonderdtachtig (hulp, bestand)
- IPA: / ˌtwehɔndərˈtɑxtəx / (5 lettergrepen)
- twee·hon·derd·tach·tig
- samenstelling van tweehonderd ht en tachtig ht
tweehonderdtachtig
- "280", het getal tussen tweehonderdnegenenzeventig en tweehonderdeenentachtig, tweehonderd plus tachtig
- om een hoeveelheid aan te geven
- De totale kosten bedragen tweehonderdtachtig euro en zevenendertig cent.
- om een plaats in een volgorde aan te geven
- We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdtachtig van het grootste hotel.
- om een hoeveelheid aan te geven
rangtelwoord
hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdtachtig" ht als linkerdeel
1. het getal 280
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweehonderdtachtig | tweehonderdtachtigs |
verkleinwoord | tweehonderdtachtigje | tweehonderdtachtigjes |
- dat wat in een (rang)ordening met 280 is aangeduid
- Als jij tweehonderdtachtig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner.
de tweehonderdtachtig mv
- groep van 280 eenheden
- Die tweehonderdtachtig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.
- Het woord 'tweehonderdtachtig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.