tweehonderdnegenenzeventig

       
0 2 7 9
tweehonderdnegenenzeventig,
op een abacus
  • twee·hon·derd·ne·gen·en·ze·ven·tig

tweehonderdnegenenzeventig

  1. "279", het getal tussen tweehonderdachtenzeventig en tweehonderdtachtig, tweehonderd plus negenenzeventig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdnegenenzeventig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdnegenenzeventig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdnegenenzeventig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdnegenenzeventig tweehonderdnegenenzeventigs
verkleinwoord tweehonderdnegenenzeventigje tweehonderdnegenenzeventigjes

de tweehonderdnegenenzeventigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 279 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdnegenenzeventig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de tweehonderdnegenenzeventigmv

  1. groep van 279 eenheden
    • Die tweehonderdnegenenzeventig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.