tweehonderdnegenenveertig

Nederlands

       
0 2 4 9
tweehonderdnegenenveertig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·hon·derd·ne·gen·en·veer·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tweehonderdnegenenveertig

  1. "249", het getal tussen tweehonderdachtenveertig en tweehonderdvijftig, tweehonderd plus negenenveertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdnegenenveertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdnegenenveertig van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdnegenenveertig" ht als linkerdeel

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdnegenenveertig tweehonderdnegenenveertigs
verkleinwoord tweehonderdnegenenveertigje tweehonderdnegenenveertigjes

Zelfstandig naamwoord

tweehonderdnegenenveertig v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 249 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdnegenenveertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

tweehonderdnegenenveertig mv

  1. groep van 249 eenheden
    • Die tweehonderdnegenenveertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid