swipe
- swipe
- de stam van swipen ww zonder de uitgang -en, waarbij de -e blijft staan om de Engelse uitspraak aan te geven
vervoeging van |
---|
swipen |
swipe
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van swipen
- Ik swipe.
- gebiedende wijs van swipen
- Swipe!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van swipen
- Swipe je?
- aanvoegende wijs van swipen
- Wie kieskeurig is, swipe naar believen. (archaïserend)
- Het woord swipe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Geluid: swipe (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /swaɪp/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
swipe | swipes |
swipe
- klap [1], mep [1], slag [1]
- (techniek) pompslinger, zwengel
- schimpscheut, verwijt
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to swipe |
he/she/it | swipes |
verleden tijd | swiped |
voltooid deelwoord |
swiped |
onvoltooid deelwoord |
swiping |
gebiedende wijs | swipe |
swipe
- overgankelijk meppen, slaan
- overgankelijk (informeel) gappen, jatten, stelen
- overgankelijk beschimpen
- overgankelijk (een pas) door de kaartlezer halen