• swipe
  • de stam van  swipen ww  zonder de uitgang -en, waarbij de -e blijft staan om de Engelse uitspraak aan te geven
vervoeging van
swipen

swipe

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van swipen
    • Ik swipe. 
  2. gebiedende wijs van swipen
    • Swipe! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van swipen
    • Swipe je? 
  4. aanvoegende wijs van swipen


enkelvoud meervoud
swipe swipes

swipe

  1. klap [1], mep [1], slag [1]
  2. (techniek) pompslinger, zwengel
  3. schimpscheut, verwijt
vervoeging
onbepaalde wijs to  swipe 
he/she/it  swipes 
verleden tijd  swiped 
voltooid
deelwoord
 swiped 
onvoltooid
deelwoord
 swiping 
gebiedende wijs  swipe 

swipe

  1. overgankelijk meppen, slaan
  2. overgankelijk (informeel) gappen, jatten, stelen
  3. overgankelijk beschimpen
  4. overgankelijk (een pas) door de kaartlezer halen