schimpscheut
- schimp·scheut
- In de betekenis van ‘hatelijke toespeling’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- samenstelling van schimp ww en scheut [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schimpscheut | schimpscheuten |
verkleinwoord | schimpscheutje | schimpscheutjes |
de schimpscheut m
- hatelijke (verdekte) toespeling
- Het woord schimpscheut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schimpscheut" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "schimpscheut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schimpscheut op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be