enkelvoud |
meervoud |
zonder lidwoord |
met lidwoord |
zonder lidwoord |
met lidwoord |
pique |
la pique |
piques |
les piques |
pique
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van piquer
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van piquer
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van pique
pique
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picar
pique
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picarse
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picarse
- gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picarse