verwijt
- ver·wijt
- zn: van Middelnederlands verwijt, naamwoord van handeling van verwijten ww [1]
- ww: verwijten ww zonder de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verwijt | verwijten |
verkleinwoord | verwijtje | verwijtjes |
het verwijt o
- uiting waarin je een ander aanrekent dat die verkeerd gehandeld heeft
- ▸ De Indiase regering krijgt het verwijt dat ze de persvrijheid inperkt.[2]
vervoeging van |
---|
verwijten |
verwijt
- enkelvoud tegenwoordige tijd van verwijten
- gebiedende wijs van verwijten
- ▸ In een kritisch rapport verwijt de Onderzoeksraad voor Veiligheid het kabinet te weinig aandacht te hebben gehad voor de gevolgen van de coronamaatregelen.[3]
- Het woord verwijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verwijt" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Lisa Dupuy“Modi intimideert nu ook buitenlandse media in India” (26 maart 2023) op nrc.nl
- ↑ Oscar Vermeer“Kritisch rapport verwijt kabinet eenzijdige blik tijdens coronacrisis: alleen de IC-bedden telden” (25 oktober 2023) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be