• ver·wij·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwijten
verweet
verweten
klasse 1 volledig

verwijten

  1. ditransitief verantwoordelijk gesteld worden voor een gemaakte fout
    • Hem werd grote arrogantie verweten. 
     Hij keek me bozig aan en verweet me dat ik alweer met mijn hoofd bij de volgende trail zat, waardoor ik de PCT veel minder intens zou ervaren.[2]

de verwijtenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verwijt
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. verwijten op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be