verwijten
- ver·wij·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verwijten |
verweet |
verweten |
klasse 1 | volledig |
verwijten
- ditransitief verantwoordelijk gesteld worden voor een gemaakte fout
- Hem werd grote arrogantie verweten.
- ▸ Hij keek me bozig aan en verweet me dat ik alweer met mijn hoofd bij de volgende trail zat, waardoor ik de PCT veel minder intens zou ervaren.[2]
de verwijten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord verwijt
- Het woord verwijten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verwijten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ verwijten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be