• stu·di·o·sus
enkelvoud meervoud
naamwoord studiosus studiosi
verkleinwoord - -

de studiosusm

  1. iemand die zijn wetenschappelijke kennis vergroot door het volgen van onderwijs (vanwege het plechtige Latijn vaak bewust ironisch gebruikt)
    • Ik las de romans van Ter Braak bij verschijnen, vond ze bloedarm en er is me weinig van bijgebleven. Zijn kritieken, voor zover ik ze gelezen heb, vond ik briljant en intelligent, maar dit en ook zijn verdere beschouwelijke werk hielden bij alle wakkerschokkende oorspronkelijkheid iets onvolwassens, iets van de eeuwige student, de studiosus, maar ook de corpsstudent en de ex-VCSB'er. [3]
6 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[4]


  • IPA: /stu.diˈoː.sus/

studiōsus

  1. ijverig
  2. bezorgd
  3. leergierig
  • Het woord waar de ijver, zorg of studie op is gericht, staat in de genitief.