• ij·ve·rig
  • Afgeleid van ijver met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ijverig ijveriger ijverigst
verbogen ijverige ijverigere ijverigste
partitief ijverigs ijverigers -

ijverig

  1. bereid om hard te werken
    • Het ijverige meisje had haar woordjes goed geleerd. 
     Ze was dus een charmante vrouw. Altijd vrolijk en levendig, altijd met een brede vriendelijke glimlach, nooit een chagrijnig gezicht, altijd uiterst hulpvaardig en ijverig.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be