naarstig
- naar·stig
- In de betekenis van ‘ijverig’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- afgeleid van ernst met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | naarstig | naarstiger | naarstigst |
verbogen | naarstige | naarstigere | naarstigste |
partitief | naarstigs | naarstigers | - |
naarstig
- ijverig en vlug
- ▸ Naarstig ging ik op zoek naar secondelijm of iets dergelijks.[3]
- (Limburg) vlijtig
1. ijverig en vlug
- Het woord naarstig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "naarstig" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "naarstig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ naarstig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be