• di·li·gent
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ijverig’ voor het eerst aangetroffen in 1524 [1]
  • via Frans diligent [2][3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen diligent diligenter diligentst
verbogen diligente diligentere diligentste
partitief diligents diligenters -

diligent

  1. ingespannen om zonder tijd te verliezen tot een goed resultaat te komen
    • Van Strien presenteerde zijn boek dit voorjaar in de Groningse universiteitsbibliotheek, omdat die ‘onvermoeibaar boeken bleef aandragen’. Het balt de hartverwarmende eruditie samen van een diligent auteur die altijd affiniteit met dit onderwerp heeft gehad. [4]
67 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[5]


stellend vergrotend overtreffend
diligent more diligent most diligent

diligent

  1. ijverig


  enkelvoud meervoud
  mannelijk   diligent diligents
  vrouwelijk   diligente diligentes

diligent

  1. vlijtig
  2. voortvarend