Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·li·gen·ters
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

diligenters

  1. partitief van de vergrotende trap van diligent
    • Haar voorganger was snel afgeleid, maar haar optreden had juist iets diligenters. 

Gangbaarheid