naarstigheid
- naar·stig·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naarstigheid | naarstigheden |
verkleinwoord |
- vlijt bij het werk
- ▸ Naarstigheid brengt zelf haar loon.[2]
- Het woord naarstigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317