Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nij·ver
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘naarstig’ voor het eerst aangetroffen in 1561 [1]
  • hard werkend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen nijver nijverder nijverst
verbogen nijvere nijverdere nijverste
partitief nijvers nijverders -

Bijvoeglijk naamwoord

nijver [2]

  1. hard werkend
    • Het is een goede traditie dat vindingrijke abonnees hun creatieve vaardigheid tonen bij Kunst in het Volkspark. Elk jaar gebeurt dat op een andere manier. Meestal is de actie gebaseerd op de actualiteit of een rage die op dat moment speelt. Zo deden tal van lezers een paar jaar geleden mee aan het ‘wildbreien’ . Bomen, banken en bruggen in het Enschedese park werden ingepakt in kleurige breiwerkjes van nijvere amateurkunstenaars. [3] 
    • Wat een nijver volkje! Wat hebben ze veel neergezet overal! Nederland wordt in deze atlas een land vol stippeltjes die op stukjes cultureel erfgoed duiden: waterwerken, popgroepen, stadspoorten, wederopbouwwijken, feesten, kop-hals-rompboerderijen, eendenkooien, lemsteraken, kaasmarkten en plattelands brievenbussen. Om maar eens een piepklein greepje te doen uit alles wat in deze atlas ‘cultureel erfgoed’ is gaan heten. [4] 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen