Een stofzuiger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stof·zui·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stofzuiger stofzuigers
verkleinwoord stofzuigertje stofzuigertjes

Zelfstandig naamwoord

de stofzuigerm

  1. (techniek) (huishouden) een elektrisch toestel dat stof en kleine deeltjes opzuigt
    • Kun je de stofzuiger even uit de schoonmaakkast pakken? 
  2. (sport) weinig begaafde voetballer die door hard werken toch onmisbaar is voor het team
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen