• as·pi·ra·teur
enkelvoud meervoud
naamwoord aspirateur aspirateurs
verkleinwoord aspirateurtje aspirateurtjes

aspirateur

  1. apparaat waarmee iets kan worden aangezogen (bv. door de tandarts uit de mond, door de verpleegkundige uit een wond)


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  aspirateur     l'aspirateur     aspirateurs     les aspirateurs  

aspirateur m

  1. stofzuiger