aspirateur
- Geluid: aspirateur (hulp, bestand)
- as·pi·ra·teur
- Naamwoord van handeling van aspireren met het achtervoegsel -ateur [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aspirateur | aspirateurs |
verkleinwoord | aspirateurtje | aspirateurtjes |
aspirateur
- apparaat waarmee iets kan worden aangezogen (bv. door de tandarts uit de mond, door de verpleegkundige uit een wond)
- Het woord 'aspirateur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Geluid: aspirateur (hulp, bestand)
- IPA: /aspiʁatœʁ/
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
aspirateur | l'aspirateur | aspirateurs | les aspirateurs |
aspirateur m